Frans van der Meeren wil oorlogsherinneringen levend houden
Oorlogen worden altijd groots besproken in het nieuws, maar de verhalen achter ‘de oorlog’ komen veel minder vaak aan bod. Voor zover er ‘de oorlog’ is, want voor iedere militair is zijn of haar uitzending anders. Door het gebied waar naartoe gegaan wordt, de situatie, de gebeurtenissen, maar vooral ook door de eigen persoonlijkheid en insteek. In deze serie belichten we iedere keer een veteraan en diens verhaal.
Bij Frans van der Meeren (88) kwam de oorlog naar hem toe, de Tweede Wereldoorlog wel te verstaan. Hij dook onder, werd oorlogsvrijwilligers bij de Prinses Irene Brigade en uiteindelijk onderofficier. Met zijn verleden pronken doet Frans niet graag, maar omdat hij het belangrijk vindt dat de oorlog nooit vergeten wordt, doet hij graag zijn verhaal.
“Ze hebben er niks van geleerd en slachten elkaar aan de andere kant van de wereld nog steeds af” , klinkt zijn vrouw. Het echtpaar hoopt dat de (klein)kinderen nooit zoiets mee moeten maken. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak waren ze zelf tieners en die tijd is verpest. “Een andere maakte toen uit hoe we moesten leven” , beaamt Frans. Op zijn achttiende kon hij bovendien aan de slag in een Duits arbeiderskamp. Dat ontvluchtte hij zes dagen later waarna hij via diverse onderduikadressen bij een gezin met negen kinderen in het plaatje Keldonk belandde
Moeras
Ze boden hem, ondanks het feit dat ze zelf bijna niks hadden, onderdak en eten. Zelfs als er tijdelijk voor een Duitse inspectie in een moeras gescholen werd, vergat men hem niet. “Dan kwam moeders daarheen met boterhammekes, de Duitsers durfde het gebied niet in.” Met het gezin ontstond een vriendschap en zelfs nu is er nog contact met de kinderen van het stel, zo bracht de oorlog toch iets goeds voorts.
Operatie
Voor de bevrijding werd hij echter vanwege medische problemen terug naar Bergen op Zoom verplaats. Na een blinde darmoperatie in Steenbergen, keerde hij de zaterdag voor Dolle Dinsdag huiswaarts. Tijdens Dolle Dinsdag ging hij net als de rest van de stad de straat op. Dat er daarna zes weken op de bevrijding gewacht moest worden en Frans niet verraden werd, is een klein wonder.
Bevrijding
De daadwerkelijke bevrijding zag hij persoonlijk, al was deze minder euforisch dan in verhalen: “De Canadezen kwamen vanaf drie kanten de Grote Markt op, maar ergens ging er een mitrailleur af en er werden twee meisjes getroffen, dat drukte de feestvreugde wel.“ Ook werden drie kerktorens opgeblazen bleef de Peperbus net gespaard. Na de bevrijding meldde Frans zich als oorlogsvrijwilliger , hij werd ingedeeld bij de befaamde Prinses Irene Brigade.
Hiermee belandde hij in diverse conflicten. “Ik heb zelfs gevochten met bajonet op het geweer én ik heb de laatste gevechten mee mogen maken bij Hedel in de Bommelwaard. Die waren behoorlijk heftig, daar zijn er twaalf van ons gesneuveld.” Liever praat hij niet over geweld, maar over de mooie herinneringen die hij overhield. Zo moest Paleis Noordeinde bewaakt worden. “En daar ben ik trots op, ik was een van de eerste Nederlanders die daar was.” Ook was Frans in Wageningen aanwezig tijdens de vredesonderhandeling
Na de bevrijding ging hij als sergeant-instructeur aan de slag. “Toen ben ik de Nederlands-Indië veteranen gaan trainen.” Door deze functie werd hij gelukkig niet uitzonden naar dit gebied. “Al bedacht ik me naderhand wel dat ik Indonesië nooit gezien heb..” Frans verliet op 1 april 1947 de dienst.
Tradities
Dat hij zich meer veteraan als oorlogsslachtoffer of onderduiker voelt, blijkt uit de vele zaken die hij nog doet om de nagedachtenis van de Wereldoorlogen levend te houden. Vrijwel jaarlijks bezoekt hij Normandië en de dodenherdenkingen in Wolverhampton en Congleton in Engeland op Poppyday, met regelmaat speldt hij bovendien veteranen het veteranenlint op. Die tradities zet hij graag voort, maar toch groeit het besef dat zijn kennis overgedragen moet worden. Het wordt namelijk steeds moeilijker om medeveteranen te vinden voor ceremonies. Als straks de overlevende van de Tweede Wereldoorlog er niet meer zijn, leven de verhalen hopelijk voort.
Laat een reactie achter