Jan Dekkers: “Het was geen oorlog, maar een guerrilla”

Jan Dekkers bracht drie jaar in Nederlands-Indië door

Jan Dekkers zat drie jaar in Nederlands-Indië, over die tijd praat hij wél, maar niet over de conflictenOorlogen worden altijd groots besproken in het nieuws, maar de verhalen achter ‘de oorlog’ komen veel minder vaak aan bod. Voor zover er ‘de oorlog’ is, want voor iedere militair is zijn of haar uitzending anders. Door het gebied waar naartoe gegaan wordt, de situatie, de gebeurtenissen, maar vooral ook door de eigen persoonlijkheid en insteek. In deze serie belichten we iedere keer een veteraan en diens verhaal.

Jan Dekkers is zo’n veteraan. Hij heeft veel te vertellen over zijn diensttijd en het nodige meegemaakt, wat niet wil zeggen dat hij dit ook allemaal wil delen. Zo zijn er mooie ervaringen en erge gebeurtenissen. Over dat laatste wordt niet gesproken. “Wat ik niet wil vertellen, vertel ik ook niet” , is hij stellig. Het is typisch voor een generatie militairen die ook wel eens beschreven wordt als het vergeten leger. “Dat wil ik gewoon voor mezelf houden, ik heb daar geen behoefte aan.”

Tenzij veteranen onder elkaar zijn: “Onderling wordt er wel over gesproken, maar niet met derden.” Een bezoek aan de VOMI is dan ook een van de momenten dat hij met gelijkgestemde kan spreken. Toch valt er zonder details over conflicten ook genoeg te vertellen over het leven en de dagelijkse beslommeringen van een Nederlands-Indië militair.

Zo is er de reis richting Nederlands-Indië in 1947. “Dat was een bootreis van een maand met oude vrachtschepen. We sliepen vijf verdiepingen boven elkaar op ijzeren stellingen. Als ik in de ochtend wakker werd was er die stank, we voelden ons net een stuk vee.” De boottocht is alles behalve spannend. “Ik zag soms twee weken alleen zee, dan was er niets behalve af en toe een vliegende vis. Het enige wat ik aan boord moest doen was aardappels schillen. “

Vrijgevochten
Eenmaal in Nederlandse-Indië aangekomen wordt het water verwisseld voor het oerwoud en de lege dagen voor een vast schema met taken. Jan wordt gelegerd op een buitenpost en leidt er een redelijk vrij leven. “Op de kazerne had je appél, bij ons was het redelijke vrijgevochten.” Dat uitte zich onder andere dat officieren er niet herkenbaar bij liepen, vanwege de gevaren in het buitengebied. Het bevorderde het eenheidsgevoel. “We waren allemaal militairen” , lacht Jan.

Guerrilla
Een half jaar na aankomst breekt de eerste politionele actie uit. Daarmee probeert Nederland terug aan de macht te komen nadat de Republiek Indonesië is uitgeroepen. Ook Jan’s onderdeel wordt wel eens het oerwoud ingestuurd voor een missie, vaak een lange tocht van ruim een week. “Dan kwamen voorraden uit de lucht met een vliegtuig en moest je rijst eten van een pisang blad.” Of de strijd zin had, trekt hij in twijfel: “We liepen onze patrouille en als we weg waren was het pad weer van hun, zo ging dat. Het was geen echte oorlog, meer een guerrilla. ”

En ondanks het feit dat hij er niet veel over zegt, zijn er ook de nodige slachtoffers. “Negentwintig doden bij ons onderdeel, vier van ons bataljon in één keer” , zegt Jan terwijl hij door een achthonderd pagina’s tellend boek bladert met daarin overledenen. “Als je hierin staat, is dat niet goed” , klinkt het nuchter.

Volwassen
Wat hem echter vooral bij is gebleven is de saamhorigheid en het feit dat een vormende fase in zijn leven is geweest. “ Ik ben als kind weggegaan en kwam als man terug, dat is hoe ik er tegenaan kijk.” Dat het leven in Nederland gewoon door draaide en dat hij drie jaar huis en haard moest missen neemt hij op de koop toe. Van de uitzending heeft hij zowel goede als slechte gevoelens over gehouden, maar dat weerhield hem er niet van om tot twee keer terug te gaan naar plekken waar hij gediend heeft.. En dat levert bijzondere momenten op: “Ze zien ons daar niet als de vijand, hoe weinig ze ook hebben, je bent altijd welkom.” En dat is ook hoe Jan Dekkers erover denkt, bij hem en zijn vrouw staat de deur altijd open…

Laat een reactie achter